Turksma, Hulda Elisabeth (1917-1987)

 
English | Nederlands

TURKSMA, Hulda Elisabeth (geb. Rotterdam 11-5-1917 – gest. Antwerpen (België) 21-9-1987), actief in het verzet, Engelandvaarster en hoofdrolspeelster in de zaak-Weinreb. Dochter van David Simon Turksma (1889-1933), koopman in manufacturen, en Sara Israël Katan (1892-1943). Bep Turksma bleef ongehuwd.

Hulda Elisabeth (Bep) Turksma groeide op in Rotterdam, als oudste in een joods gezin met twee kinderen. Haar vader stierf toen ze zestien jaar oud was. Na het bombardement van Rotterdam (mei 1940) verhuisde ze met haar moeder naar Den Haag. Al snel raakte Bep Turksma betrokken bij het Delftse studentenverzet, waarvoor ze onder meer vervalste persoonsbewijzen leverde. In augustus 1942 werd ze opgepakt en overgebracht naar het doorgangskamp Westerbork. Ze werkte er overdag in de boekhouding en ’s nachts als verpleegster. Door een list kon ze eind november ongehinderd de poort uitwandelen en onderduiken. Op 8 februari 1943 reisde ze via Turnhout en Antwerpen naar Parijs. Op 27 maart bereikte ze het ‘vrije’ Zuid-Frankrijk, maar daar werd ze op 1 april gearresteerd. Eind mei wist ze opnieuw te ontsnappen – nu naar Lyon, vanwaar ze met valse papieren via het ‘neutrale’ Spanje naar Portugal reisde.  Op 17 april 1944 vloog ze van Lissabon naar Engeland. In Londen werd ze gastvrouw van de club voor Engelandvaarders Oranjehaven. Na de oorlog hoorde ze dat haar moeder in Sobibor was vermoord en haar broer Salomon (1922-1943), patiënt in de Joodse psychiatrische inrichting Het Apeldoornse Bosch, in Auschwitz.

Na de bevrijding werkte Turksma als secretaresse bij het Nederlands-Indische Rubberfonds en daarna voor Buitenlandse Zaken in Peru, Polen, Kenia en Den Haag. In 1965 introduceerde ze in Nederland een in Peru ontwikkelde onderwijsmethode voor het ontwerpen en maken van maatkleding of haute couture. Op haar eigen instituut Miraflores in Baarn gaf ze hierin met enig succes les – totdat ze betrokken raakte bij de affaire Weinreb en ze door ziekte genoodzaakt was het instituut te sluiten. Weinreb was in 1947 en 1949 veroordeeld voor verraad in bezettingstijd. Turksma had zelf nooit van hem gehoord, maar in zijn memoires beweerde Weinreb dat zij hem na haar aanhouding in 1942 zou hebben verraden. Zodra Turksma hiervan hoorde, belde ze de bezorgster van Weinrebs memoires, Renate Rubinstein, maar deze scheepte haar af. Toen Rubinstein kort daarna in Groningen deelnam aan een forum over de affaire Weinreb, mengde Turksma zich in het debat en eiste rechtzetting van Weinrebs beschuldigingen. Rubinstein weigerde. Hierop spande Turksma een kort geding tegen haar aan wegens laster. De aanklacht werd niet-ontvankelijk verklaard, maar het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD) kondigde wel een diepgaand onderzoek naar de zaak aan. In de opiniepers en in zijn boek Van Wittgenstein tot Weinreb (1970) nam de schrijver W.F. Hermans het inmiddels voor Turksma op. Met hulp van oud-Engelandvaarder en Vrij Nederland-redacteur Mathieu Smedts gaf ze in 1971 haar eigen oorlogsverhaal uit.

Het rapport van het RIOD pleitte Turksma in 1976 vrij van alle aantijgingen. Weinreb had alles over haar verzonnen. Turksma leefde inmiddels van haar AOW en een klein verzetspensioen. Dat ze een bekende Nederlander was geworden, bewees De Telegraaf, die op 18 februari 1977 per abuis haar overlijden meldde. Met karakteristieke nuchterheid liet ze de volgende dag weten dat ze erom kon lachen. Bep Turksma was niet het weerloze slachtoffer dat Hermans in interviews en opiniestukken van haar maakte, maar een koelbloedige en ondernemende verzetsvrouw die, waar ze kon, haar leven in eigen handen nam: van haar goed voorbereide vlucht uit Westerbork en haar tweede ontsnapping uit Lyon tot haar kordate optreden tegenover Weinreb en Rubinstein. Haar laatste jaren woonde ze in een flat in Antwerpen-Berchem, waar ze in 1987 op zeventigjarige leeftijd overleed.

Naslagwerken

Akevoth (http://dutchjewry.org); Digitaal Joods Monument (www.joodsmonument.nl).

Archivalia

Stadsarchief Amsterdam: JOKOS-dossier 40164 (inzage op aanvraag via www.joodswelzijn.nl).

Publicatie

Vraag me niet waarom. Het avontuurlijke oorlogsverhaal van een jonge Nederlandse jodin (Baarn 1971, inleiding door Mathieu Smedts).

Literatuur

  • M. Floor, ‘Bep Turksma en “haute couture”. Huisvrouwen “lessen” in Baarn’, Leeuwarder Courant,12-11-1966, 31.
  • W.F. Hermans, Van Wittgenstein tot Weinreb. Het sadistisch universum, dl. 2 (Amsterdam 1970).
  • N.N., ‘Vraag me niet waarom…’, Nieuwsblad van het Noorden 29-4-1971, 40.
  • D. Giltay Veth en A.J. van der Leeuw, Rapport door het Rijksinstituut voor oorlogsdocumentatie uitgebracht aan de minister van justitie inzake de activiteiten van drs. F. Weinreb gedurende de jaren 1940-1945 (Den Haag 1976).
  • W. Lindwer en K. van Coeverden, Kamp van hoop en wanhoop. Getuigen van Westerbork (1939-1945) (Amsterdam 1990).
  • R. Grüter, Een fantast schrijft geschiedenis. De affaires rond Friedrich Weinreb (Amsterdam 1997).
  • A. Dessing, Tulpen voor Wilhelmina. De geschiedenis van de Engelandvaarders (Amsterdam 2005).

Illustratie

Omslag van Vraag me niet waarom. Het avontuurlijke oorlogsverhaal van een jonge Nederlandse jodin (Baarn 1971).

Auteur: Kees Kuiken

laatst gewijzigd: 13/07/2016

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.